René Schupp

1.6 FAMILIEBANDEN / TIJDLIJN 2

VADER

Op dinsdag 22 oktober 1907 is vader geboren in Herstal (België). Hij was het zesde kind uit een gezin van zeven kinderen. Vanaf zijn vijftiende jaar heeft vader in de mijn gewerkt. Dertig jaar als ondergronds mijnwerker; daarna nog zes jaar boven de grond. Hij had stoflongen opgelopen, had het vaak benauwd. Is met vervroegd pensioen gegaan toen hij een jaar of vijftig was. Hij stond bekend als een noeste werker met een bijzondere zorg voor zijn gezin. Hij was erg muzikaal. Speelde viool, bugel en trompet. Soms ook mondharmonica. Bakken kon hij als de beste. Stapels pannenkoeken, maar ook vlaaien in diverse soorten en maten.

In 1927 had vader in Breda gediend als Huzaar bij de Cavalerie. Als men aan vader vroeg of hij al verkering had was zijn antwoord: 'Mijn meisje moet nog geboren worden.' Hiermee was hij niet ver van de waarheid. September 1939 werd hij in verband met oorlogsdreiging naar Rotterdam gemobiliseerd. Met huzaren te paard werd hij ingekwartierd in Maassluis. Daar leerde hij haar kennen. Hij was 32 en zij 19 jaar. 

Tijdens zijn verkeringstijd vroegen de broers van moeder: "Michel krijgen wij een stuiver voor een ijsje." Vader gaf als antwoord: "Kinderen die vragen worden overgeslagen." Heel gevat zei toen broer Jaap: "Ik vraag niks, daarom krijg ik een zeker een duppie...!"

MOEDER MIEN

Op maandag 18 juli 1921 is moeder in Maassluis geboren. Zij was het vierde kind uit een gezin van 14 kinderen. Uit de verhalen die ik van moeder hoorde heeft ze het thuis niet gemakkelijk gehad. Enerzijds door haar moeder die in die tijd zeer dominant was en anderzijds door haar broers die sterk in de meerderheid waren. Haar oudere zus Neeltje was reeds buitenshuis. Moeder werd enorm getreiterd; moest als Assepoester het vuile werk doen. Vooral haar oudste broer overheerste haar. Regelmatig klonk het: "Mien doe dit...! Mien doe dat....!"

VEERTIGER JAREN

In 1940 leerde ze een knappe huzaar kennen. Beiden waren in vuur en vlam. Mogelijk heeft ze de situatie met beide handen aangegrepen om de gespannen verhouding te ontvluchten. Door de oorlogssituatie en het feit dat treinvervoer meer dan acht uur in beslag nam waren de contacten met Maassluis dan ook sporadisch. Het viel voor moeder niet mee in het begin. Een ´Hollandse´ vrouw in een Limburgse gemeenschap van mijnwerkers. Vaak vertelde moeder over bittere ervaringen uit haar jeugd of stond in de woonkeuken te zingen. Bewogen liedjes; heel ontroerend.

VIJFTIGER JAREN

Jaarlijkse bezoeken van broers en zussen aan mijn ouders. De een kwam en de ander ging. Het waren steeds drukke en gezellige weken. Moeder was in haar nopjes om familie weer te ontmoeten en voor mij de gelegenheid om kennis te maken met neefjes en nichtjes.

Gelukkig verbeterde ook de relatie tussen moeder en haar moeder. Moeder was spontaan en sociaal en erg geliefd. Regelmatig waren er meisjes uit de buurt op bezoek of zaten buiten op de stoep. Veel truien en sokken werden aan de pennen geregen. Naast breien deed moeder graag lezen, maar ook kaarten met familie of kennissen. Ze was gelukkig en tevreden en zei vaak: "De Koningin kan het niet beter hebben.”

WATERSNOOD 1953

In de nacht van 31 januari op 1 februari van het jaar 1953 braken tijdens een enorme storm, de dijken door in Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en een gedeelte van (West) Brabant waren ondergelopen. Een groot kolkend watergebied. Mensen gevlucht op de daken. Grootscheepse reddingsacties. Veel mensen zagen voor eigen ogen familieleden en vee ten onder gaan. Ongeveer 1800 mensen vonden de dood, 72.000 mensen raakten dakloos, 200.000 hectaren land overstroomden. Ieder met eigen herinneringen.

Tijdens de bewuste stormramp was ik twaalf jaar; een en ander zit opgeslagen in mijn geheugen. Ondanks het feit dat de rest van Nederland droog bleef, raasde de storm over het land. Zo ook in het verdere en hoger gelegen Limburg. Het stormde en sneeuwde hevig. Op diverse plaatsen hadden rukwinden de sneeuw meters hoog tegen de gevels opgeblazen. Mijn ouders zaten de hele dag aan de radio gekluisterd om de nieuwsberichten te volgen. Ze waren erg ongerust over de familie in Zuid-Holland, uiteraard leefden allen mee met de trieste gebeurtenissen.

VAKANTIE MAASSLUIS 1955

Mijn vakantie in 1955 bij opa en oma van der Linden in Maassluis op de Zuiddijk 68. Een grote familie met 14 kinderen. Aanvankelijk woonden zij in de Sandelijnstraat; een smalle straat met kleine woningen. Via een steegje kwam men uit aan de Zuidvliet. Enkele jaren na de oorlog kochten zij een huis op de Zuiddijk. Via de voorzijde had men een ruime blik over de lager gelegen woningen. De tuin aan de achterzijde lag eveneens op een lager niveau. In de kamer was een soort muurkast en via een steile trap kwam men in de werkkeuken en de daarachter gelegen tuin. In de tuin stonden een aantal konijnenhokken; regelmatig reed opa op zijn bakfiets om groenvoer te plukken of hout te sprokkelen. Vaak stond er konijnenbout op tafel. Ook niet te vergeten de bergen aardappelen die geschild moesten worden om al die hongerige monden te voeden.

Wie van neven of nichtjes herkent het niet: "Rijstepap met zelfgemaakte bessensap. Maar ook het lekkere witbrood besmeerd met echte boter en rietsuikerstroop." Heerlijk, jammie jammie. Tijdens deze vakantiemaand kwam neef Karel uit Den Haag, in de weekenden op bezoek. Samen aan het havenhoofd keken we naar de zeeschepen die voorbijkwamen. Mijmerden over de verre zeereizen van onze opa.

Wij speelden tikkertje met kinderen uit de Sandelijnstraat. Een van de meisjes trok mijn bijzondere aandacht. Het was een knappe verschijning en ik probeerde regelmatig haar aandacht te trekken door haar aan te tikken. Zij was een nichtje van mijn moeder. In latere jaren was Feija Moerman enige tijd werkzaam als serveerster in een kroeg aan het havenhoofd van Maassluis.

ZESTIGER JAREN

Moeder was vrijwilligster bij het Rode Kruis. Regelmatig deed ze dienst op de EHBO post van het zwembad, of liep met haar tas over de schouder bij evenementen. Een ernstig ziekbed; een laatste sprankje hoop, een speciale kliniek in Rotterdam, helaas in 1967 overleden. Zeer aangrijpend was de belangstelling van familie, vrienden en bekenden. Leden van het Rode Kruis in uniform, droegen moeder naar haar laatste rustplaats.

Wat we telkens in haar moesten bewonderen was haar moed, haar offerbereidheid, haar hoop en vertrouwen, dat haar leven zin en betekenis had, ondanks het smartelijk lijden, dat haar lichaam teisterde. Zij wilde nog steeds liefde, goedheid en vreugde geven. De dood kon voor haar niet het einde zijn. "Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, al is hij ook gestorven, en ieder die leeft en gelooft in Mij, zal in eeuwigheid niet sterven". (Johannes 11, 25 en 26).

ZEVENTIGER JAREN

Geheel onverwacht, op de leeftijd van 63 jaar, is onze goede vader uit ons midden weggerukt. Het heengaan van moeder, 4 jaar van te voren had zijn leven leeg gemaakt. Sedert die tijd leefde hij alleen nog voor zijn kinderen met een bijzondere zorg en liefde voor ons zusje Tineke, die hij zo graag een goede toekomst wilde bezorgen.

Vader was een goed en gelovig mens. Hij aanvaardde het leven, ook bij ziekte en tegenslag, in grote rust en tevredenheid uit de hand van God. Echter ruim van te voren ontving ik een brief van vader, waarin hij zijn zorgen deelde; vier kantjes vol. In grote dankbaarheid zullen wij hem blijven gedenken en bidden dat de Heer van leven en dood, op Wie hij al zijn vertrouwen had gesteld, hem weer verenigd met moeder, aan wie hij zo innig gehecht was, om samen te delen in de eeuwige vreugde van God.

Maak jouw eigen website met JouwWeb