René Schupp

2.1 OUDERS

Schoendozen verzamelde foto's; confrontatie met beelden uit het verre verleden van ouders, grootouders en overige familieleden. Ondersteuning en impressie van vervlogen tijden. In hun tijd was er geen materiële rijkdom, echter wel sociale saamhorigheid. Zij waren met weinig tevreden; grote eenvoud siert de mens. Beelden geven de sfeer weer van een eenvoudige wereld.

VADER

Op dinsdag 22 oktober 1907 is vader geboren in Herstal (België). Hij was het zesde kind uit een gezin van zeven kinderen. Vanaf zijn vijftiende jaar heeft vader in de mijn gewerkt. Dertig jaar als ondergronds mijnwerker; daarna nog zes jaar boven de grond. Hij had stoflongen opgelopen, had het vaak benauwd. Is met vervroegd pensioen gegaan toen hij een jaar of vijftig was. Hij stond bekend als een noeste werker met een bijzondere zorg voor zijn gezin. Hij was erg muzikaal. Speelde viool, bugel en trompet. Soms ook mondharmonica. Bakken kon hij als de beste. Stapels pannenkoeken, maar ook vlaaien in diverse soorten en maten.

HUZAAR

In 1927 had vader in Breda gediend als Huzaar bij de Cavalerie. Op 26 oktober 1927 schreef hij vanuit Breda een ansichtkaart aan zijn zes jaar oudere broer. Het is leuk om de oude schrijfwijze in zijn krachtige handschrift terug te zien.

Beste broer en schoonzuster,

Bij deze laat ik u weten dat ik nog frisch en gezond ben hetgeen ik ook van u hoop. Beste broer en schoonzuster u moet mij naar niet kwalijk nemen als dat ik lang niet meer geschreven heb. Want verder is niets nieuws te vertellen als dat de boel nog goed gaat, het is steeds knollen poetsen dat me vrek 'smorgens op de nugtere maag want u weet wel de knollen gaan voor de menschen. Verder laat ik u weten als dat wij van de week weer de rotte inspeksi hebben want dat is vervelend als u dat weten wil. Verder de groeten aan allen. 
Uw broer Michel.

MOBILISATIE

Als men aan vader vroeg of hij al verkering had zei hij: "Mijn meisje moet nog geboren worden." Hiermee was hij niet ver van de waarheid; september 1939 werd hij in verband met oorlogsdreiging naar Rotterdam gemobiliseerd. Met huzaren te paard werd hij ingekwartierd in Maassluis. Daar leerde hij haar kennen. Hij was 32 en zij 19 jaar!

GRIJPSTUIVERS

Tijdens zijn verkeringstijd vroegen de broers van moeder: "Michel krijgen wij een stuiver voor een ijsje." Vader gaf als antwoord: "Kinderen die vragen worden overgeslagen." Heel gevat zei toen broer Jaap: "Ik vraag niks, daarom krijg ik een zeker een duppie...!"

MOEDER

Op maandag 18 juli 1921 is moeder in Maassluis geboren. Zij was het vierde kind uit een gezin van 14 kinderen. Uit de verhalen die ik van moeder hoorde heeft ze het thuis niet gemakkelijk gehad. Enerzijds door haar moeder die in die tijd zeer dominant was en anderzijds door haar broers die sterk in de meerderheid waren. Haar oudere zus Neeltje was reeds buitenshuis. Moeder werd enorm getreiterd; moest als Assepoester het vuile werk doen. Vooral haar oudste broer overheerste haar. Regelmatig klonk het: "Mien doe dit...! Mien doe dat....!"

RESPECT

Ze was een jaar of zestien; had reeds de uitgebreide was in de tobbe gedaan. Na het lappen van de ramen begon ze met het schillen van een enorme berg aardappelen. Plotseling kwam haar oudste broer binnen en gebood haar om zijn schoenen te poetsen. Moeder kaatste terug dat hij dit maar zelf moest doen, ze had het druk genoeg. Omdat hij een dreigende houding aannam, vluchtte zij naar boven; via het slaapkamerraam op het plat dak aan de achterzijde van de woning. Aangezien hij haar bleef dreigen, sprong ze met haar volle gewicht op hem en trommelde haar vuisten op hem neer. Hierop begon hij te bulderen van het lachen; echter zijn respect voor haar was enorm toegenomen.

VEERTIGER JAREN

In 1940 leerde ze een knappe huzaar kennen. Beiden waren in vuur en vlam. Mogelijk heeft ze de situatie met beide handen aangegrepen om de gespannen verhouding te ontvluchten. Door de oorlogssituatie en het feit dat treinvervoer meer dan acht uur in beslag nam waren de contacten met Maassluis dan ook sporadisch. Het viel voor moeder niet mee in het begin. Een ´Hollandse´ vrouw in een Limburgse gemeenschap van mijnwerkers. Vaak vertelde moeder over bittere ervaringen uit haar jeugd of stond in de woonkeuken te zingen. Bewogen liedjes; heel ontroerend.

STEENKOOL

Na de oorlog gaven de mijnen het lijfblad `Steenkool´ uit. In elk nummer een overzicht van jubilarissen, met vermelding van naam en functie. Juli 1947 had vader het 25 jarig dienstjubileum. Hij was werkzaam als Houwer in het ondergronds bedrijf van de Domaniale Mijn. Kompels uit Kerkrade en omgeving werden gehuldigd in het ´Volkshuis´ van Kerkrade. Uiteraard vergezeld van hun echtgenoten. Voor bewezen diensten een zakhorloge; dubbel en dwars verdiend. Tevens  werd in de thuissituatie  een foto genomen voor eerder genoemd lijfblad. Onze buurman stond op de foto met zijn lievelingsduif in de hand.

Hoewel ik er met mijn zes jaar nog niet veel van begreep, mocht ik samen met vader op de foto. Vader in het zondagse pak en ikzelf op zijn paasbest met een mooi gekamde scheiding en de armen netjes over elkaar. Vol bewondering keek ik vader aan, die glimlachend naast de radio had plaats genomen. Er werd feest gevierd; familie en buurtgenoten kwamen op de koffie. Uiteraard in latere uren aanwezig voor de borrel. Vader speelde op zijn viool en de overbuurman op zijn accordeon. Voor deze speciale gelegenheid mocht ik een uurtje langer opblijven.

VIJFTIGER JAREN

Jaarlijkse bezoeken van broers en zussen aan mijn ouders. De een kwam en de ander ging. Het waren steeds drukke en gezellige weken. Moeder was in haar nopjes om haar familie weer te ontmoeten en voor mij de gelegenheid om kennis te maken met neefjes en nichtjes.

Gelukkig verbeterde ook de relatie tussen moeder en haar moeder. Moeder was spontaan en sociaal en erg geliefd. Regelmatig waren er meisjes uit de buurt op bezoek of zaten buiten op de stoep. Veel truien en sokken werden aan de pennen geregen. Naast breien deed moeder graag lezen, maar ook kaarten met familie of kennissen. Ze was gelukkig en tevreden en zei vaak: "De Koningin kan het niet beter hebben

WATERSNOOD

In de nacht van 31 januari op 1 februari van het jaar 1953 braken tijdens een enorme storm, de dijken door in Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden. Grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en een gedeelte van (West) Brabant waren ondergelopen. Een groot kolkend watergebied. Mensen gevlucht op de daken. Grootscheepse reddingsacties. Veel mensen zagen voor eigen ogen familieleden en vee ten onder gaan. Ongeveer 1800 mensen vonden de dood, 72.000 mensen raakten dakloos, 200.000 hectaren land overstroomden. Ieder met eigen herinneringen.

Tijdens de bewuste stormramp was ik twaalf jaar; een en ander zit opgeslagen in mijn geheugen. Ondanks het feit dat de rest van Nederland droog bleef, raasde de storm over het land. Zo ook in het verdere en hoger gelegen Limburg. Het stormde en sneeuwde hevig. Op diverse plaatsen hadden rukwinden de sneeuw meters hoog tegen de gevels opgeblazen. Mijn ouders zaten de hele dag aan de radio gekluisterd om de nieuwsberichten te volgen. Ze waren erg ongerust over de familie in Zuid-Holland, uiteraard leefden allen mee met de trieste gebeurtenissen.

ZESTIGER JAREN

Moeder was vrijwilligster bij het Rode Kruis. Regelmatig deed ze dienst op de EHBO post van het zwembad, of liep met haar tas over de schouder bij evenementen. Een ernstig ziekbed; een laatste sprankje hoop, een speciale kliniek in Rotterdam, helaas in 1967 overleden. Zeer aangrijpend was de belangstelling van familie, vrienden en bekenden. Leden van het Rode Kruis in uniform, droegen moeder naar haar laatste rustplaats.

Wat we telkens in haar moesten bewonderen was haar moed, haar offer bereidheid, haar hoop en vertrouwen, dat haar leven zin en betekenis had, ondanks het smartelijk lijden, dat haar lichaam teisterde. Zij wilde nog steeds liefde, goedheid en vreugde geven. De dood kon voor haar niet het einde zijn. "Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, al is hij ook gestorven, en ieder die leeft en gelooft in Mij, zal in eeuwigheid niet sterven". (Johannes 11, 25 en 26).

ZEVENTIGER JAREN

Geheel onverwacht, op de leeftijd van 63 jaar, is onze goede vader uit ons midden weggerukt. Het heengaan van moeder, 4 jaar van te voren had zijn leven leeg gemaakt. Sedert die tijd leefde hij alleen nog voor zijn kinderen met een bijzondere zorg en liefde voor ons zusje Tineke, die hij zo graag een goede toekomst wilde bezorgen.

Vader was een goed en gelovig mens. Hij aanvaardde het leven, ook bij ziekte en tegenslag, in grote rust en tevredenheid uit de hand van God. Echter ruim van te voren ontving ik een brief van vader, waarin hij zijn zorgen deelde; vierkantjes vol. In grote dankbaarheid zullen wij hem blijven gedenken en bidden dat de Heer van leven en dood, op Wie hij al zijn vertrouwen had gesteld, hem weer herenigd met moeder, aan wie hij zo innig gehecht was, om samen te delen in de eeuwige vreugde van God.